In de zomer van 1913 bruiste het anders zo rustige rustige provinciestadje Sittard van de activiteit. Ter ere van de onafhankelijkheid van de Franse overheersing en het honderdjarig bestaan van het koninkrijk, vond er van 26 juni tot en met 10 juli een grote tentoonstelling plaats. Maastricht had bedankt voor de eer en zo nam Sittard het initiatief om een groot evenement te organiseren, met als doel Limburg, en vooral van Sittard, in de schijnwerpers te zetten. De nadruk lag op de moderne industrie en nijverheid die niet aan Limburg voorbijgegaan was, zeker niet nu in het smalste stukje van Nederland steenkolen gedolven werden.
Het rijke verenigingsleven van Limburg kreeg ook ruimte om zich te presenteren, zo traden befaamde fanfares en koren op en lieten de gezamenlijke postduivenverenigingen duizend duiven los. Het meerdaagse festival, zoals je het nu zou noemen, kreeg zelfs een internationaal tintje met het Schuttersfeest, waarop negentig verenigingen, uit diverse landen hun schietkunsten vertoonden.
Het rijke verenigingsleven van Limburg kreeg ook ruimte om zich te presenteren, zo traden befaamde fanfares en koren op en lieten de gezamenlijke postduivenverenigingen duizend duiven los. Het meerdaagse festival, zoals je het nu zou noemen, kreeg zelfs een internationaal tintje met het Schuttersfeest, waarop negentig verenigingen, uit diverse landen hun schietkunsten vertoonden.
De organisatie was niet in handen van professionals, maar van lokale notabelen die zich ontpopten tot crowdfunders en eventmanagers avant la lettre en die alles in het werk stelden om de Tentoonstelling van Nijverheid, Handel, Landbouw, Kunsten en Wetenschappen tot een succes te maken. In oktober 1912 organiseerden zij een propaganda-avond in de zaal van café Ober Bayern, om de tentoonstelling onder de aandacht te brengen van de Sittardse notabelen en de middenstand.
De burgemeester riep in zijn toespraak de Sittardenaren op om iets moois tot stand te brengen, eensgezindheid te tonen en alle onenigheid te vergeten. Hij hoopte dat de tentoonstelling zou bijdragen tot opheffing van de bevolking van Sittard en van Limburg in het algemeen. Die burgemeester was mijn grootvader Adrianus Hendrikus Gijzels, geboren Brabander werd hij – in 1904 – de eerste burgemeester die niet uit Sittard en zelfs niet uit Limburg kwam.
Het door de gemeente beschikbaar gestelde evenemententerrein lag, aan de oever van de Keutelbeek, tussen Ophoven en Leyenbroek, nu wijken van Sittard, toen nog afzonderlijke gehuchten. Het organiserend comité wist subsidies los te krijgen bij de provincie en de gemeente. De gemeente nam ook de kosten van drainage van het terrein van vijf hectare op zich, omdat er ze daar na de tentoonstelling een park wilden aanleggen. De brug over de beek, die nodig was om bij het terrein te komen, werd aangeboden door Vereniging De Kollenberg, die eind negentiende eeuw was opgericht om het toerisme in Sittard te stimuleren. Naast de subsidies werden inkomsten gegenereerd uit de verhuur van stands, de verkoop van toegangskaartjes en een grote verloting. Het prijzenpakket gaf de tijdgeest mooi weer. Met één been in de negentiende eeuw, een merrie of een vaars en één been in de twintigste eeuw, een ameublement of een schrijfmachine.
De verwachtingen waren hooggespannen, zeker toen bekend werd dat koningin Wilhelmina en Prins Hendrik, officieel Beschermheer van de tentoonstelling, een bezoek zouden brengen. Na stops in Roermond, bij de Staatsmijnen en in Heerlen, zou het koninklijk paar ruim de tijd te nemen voor het Sittard. Een waar charmeoffensief van de Oranjes, waar Willem Alexander nog wat van kan leren. Limburgers stonden niet bekend om hun Oranjegezindheid. Het koninkrijk Nederland bestond dan wel honderd jaar, maar tussen 1830 en 1839 had heel Limburg, behalve Maastricht, zich aan de zijde van het opstandige België geschaard. Toen in 1839 Limburg werd opgedeeld in een Belgisch deel en een Nederlands deel, waren lang niet alle Limburgers daar gelukkig mee. Ze voelden zich qua cultuur en religie meer verwant met België.
In huize Gijzels, aan de Putstraat, was het in de ochtend van de 28ste juni een drukte van belang. Het hele gezien zou bij de feestelijke gebeurtenis aanwezig zijn. Adriaan moest er, in jacquet en met hoge zije, pico bello uitzien voor zijn eerste ontmoeting met de koninklijke hoogheden. Maria had speciaal voor de gelegenheid een jurk en hoed laten maken. Samen met alle andere schoolkinderen zouden Johan en Marietje, in het wit gekleed en met een oranje strik, een welkomstlied zingen. Fransje, nog geen drie, was nog te klein om mee te zingen. Maria had voor hem in de tuin een bosje bloemen geplukt, misschien was er een kans dat hij dat spontaan aan de koningin kon aanbieden. Het officiële bloemenmomentje was voorbehouden aan twee dochtertjes van leden van het organiserend comité. Adriaan ging richting stadhuis, om van daaruit samen met de wethouders naar het plein voor het College te gaan, waar de ontvangst zou plaatsvinden. Maria bracht Johan en Marietje naar school en liep met Fransje naar het College.
Er was tot de dag voor de opening met man en macht gewerkt om alles in orde brengen. Op het laatste moment waren er nog houten plankieren gelegd, omdat het terrein door de aanhoudende regen erg modderig was geworden. Op 26 juni had de Commissaris der Koningin Jonkheer Ruys de Beerenbrouck de tentoonstelling geopend en nu, twee dagen later, op zaterdagmiddag, arriveerden de Oranjes per automobiel in Sittard. Ze reden door de versierde straten, waar bij vele huizen de driekleur wapperde. De kerkklokken luidden en er stond een mensenmenigte langs de kant van de weg om koningin en prins te verwelkomen.
(Limburger Koerier 27 juni 1913)
Op het voorplein van het College stelden honderden schoolkinderen zich op om het lied te zingen. Het organiserend comité en B&W stonden klaar voor de ontvangst. Maria ging in de buurt staan. Op het moment dat de auto aankwam rijden, stapte Maria met Fransje op de arm naar voren. Het was het gelukkig droog, dus de kap van de auto stond open en de kleine jongen kon het boeketje aan de koningin geven. Hij werd zelfs in de auto gehesen en mocht bij H.M. op schoot zitten. Het voorval haalde de krant en zonder het dat hij het wist, was het Fransjes eerste mediaoptreden. Frans Gijzels zou, in de verre toekomst, als burgemeester van Heerlen, nog vaak de pers halen.
(De Nieuwe Sittardsche Courant, 1 juli 1913)
Het welkomstlied werd met applaus beloond en vervolgens wandelde de koningin samen met alle hoogwaardigheidsbekleders over de brug naar het tentoonstellingsterrein. Gelukkig bleef het droog en konden de paraplu’s gesloten blijven. De plankieren zorgden ervoor dat de elegante laarsjes van de koningin schoon bleven.
Na een bezoek aan diverse paviljoens, werd in het paviljoen van Kunst en Wetenschappen thee geschonken. Maria was erbij en zal vast een woordje met Wilhelmina gewisseld hebben. In de krantenverslagen en op de foto’s komt prins Hendrik niet of nauwelijks voor. Alleen de mondelinge overlevering vertelt dat hij bij het serveren van de thee vroeg of er niets sterkers geschonken werd.
Thuisgekomen stak Adriaan tevreden een sigaar op en nam hij de dag met Maria door. Hij had er toen nog geen idee van dat de financiële afwikkeling van de tentoonstelling nog heel wat problemen zou geven, want na afloop bleef de organisatie met een flinke schuld zitten.