1750-1850
Het is een zonnige dag in oktober. In de moestuin zit ik op mijn knieën de grond om te woelen en onkruid te wieden. Ik denk aan de vrouw die ruim tweehonderd jaar geleden ditzelfde werk deed als dagloonster in Blerick. Waar ze vandaan kwam weet ik niet, hoe oud ze was ook niet. Wel weet ik dat ze Maria Elisabeth Hermans* heette en dat ze mijn betbetovergrootmoeder is. Tweehonderd jaar is een wereld van verschil. Ik doe het werk in de tuin voor mijn plezier en als ik er genoeg van heb, is er morgen weer een dag. Elisabeth moest er haar schamele kostje mee verdienen.
In het eerste deel van Monument voor een moeder I heb ik geprobeerd op basis van bronnen en met historische kennis en inleving haar leven in te kleuren. Fictie gebaseerd op feiten, zou je kunnen zeggen. In deel II wil ik jullie meer vertellen over de bronnen die ik heb gevonden en de feitelijke informatie die ik daaruit heb kunnen afleiden.
*Om verwarring te voorkomen met mijn grootmoeder, Maria Hermans (*1883), noem ik mijn betbetovergrootmoeder Elisabeth.
De bronnen
De geboorteakten van Martinus en Joannes
Bij het stamboomonderzoek naar de familie Hermans maak ik kennis met Elisabeth via de geboorteakte van haar zoon Joannes. Joannes is geboren in Blerick dat toen samen met Maasbree en Baarlo, de gemeente Bree vormde. Daar is de akte opgemaakt, Bree maakte in 1815 deel uit van het Pruisische Departement Roer, daarom is de akte in het Duits. Het ontcijferen van het Gotisch schrift en het handschrift van Johann Vervoort, burgemeester en tevens ambtenaar van de burgerlijke stand, kost enige moeite, maar dan is het direct duidelijk dat het hier niet om een standaardaangifte gaat.
Samengevat staat er:
Op 10 maart 1815, verscheen om twee uur Christina Bartels, van beroep vroedvrouw, uit Blerick voor Johann Vervoort, burgemeester en ambtenaar van de burgerlijke stand van Bree. Ze toonde een kind van het mannelijk geslacht en verklaarde dat het op 10 maart 1815 om 9.00 uur ‘s ochtends geboren was, van …………………….. en – van Maria Elisabetha Hermans, zijn echtgenote (doorgestreept), van beroep dagloonster, wonende te Blerick, (adres niet ingevuld). En zij verklaart verder het kind de naam Johann te geven. Getuigen zijn Laurens Berden, akkerman te Blerick, 50 jaar, en Christiaan Theelen, koster te Blerick, 73 jaar.
Het feit dat de aangifte niet door de vader is gedaan, maar door de vroedvrouw, het ontbreken van gegevens over de vader van Joannes en het feit dat het kind de achternaam van zijn moeder krijgt, vormen het bewijs dat Joannes een bastaardzoon is. In die tijd ook wel een natuurlijk kind genoemd. De enige persoonlijke gegevens van de moeder zijn haar naam en haar beroep, gegevens over haar verblijf in Blerick, zoals een adres, ontbreken.
Ook biedt de akte geen aanknopingspunten voor het traceren van Elisabeths afstamming. Gegevens over haar leeftijd, geboortedatum en -plaats ontbreken. En daarmee heeft de familie Hermans uit Maasbracht een stammoeder.
Ter vergelijking de (standaard)aangifte van Martinus Heuvelmans uit datzelfde jaar:
Op 2 februari 1815, verscheen om elf uur ‘s ochtends Pieter Heuvelmans, 26 jaar oud, van beroep dagloner uit Blerick voor Johann Vervoort, burgemeester en ambtenaar van de burgerlijke stand van Bree. Hij toonde een kind van het mannelijk geslacht en verklaarde dat het op 2 februari 1815 om 5.00 uur ‘s ochtends geboren was, van Pieter Heuvelmans en van Margaretha Berden, zijn echtgenote, van beroep dagloonster, wonende te Blerick, (adres niet ingevuld). En zij verklaart verder het kind de naam Martinus te geven. Getuigen zijn Laurens Berden, akkerman te Blerick, 50 jaar, en Christiaan Theelen, koster te Blerick, 73 jaar.
Een uitzondering?
Vormde Elisabeth een uitzondering, of kwam alleenstaand, ongehuwd moederschap in Bree (Maasbree, Baarlo en Blerick)veelvuldiger voor? Om daar achter te komen heb ik de geboorteakten van Bree tussen 1811 en 1817 uitgeplozen. In deze zeven jaar werd er gemiddeld één á twee keer per jaar een bastaardkind aangegeven. In totaal werden er 797 kinderen geboren, waarbij in twaalf gevallen (1,5%) geen vader in beeld was. De meeste vrouwen waren dagloonster of dienstmeid van beroep. Tien keer deed de vroedvrouw de aangifte, één keer de de boer bij wie de bevalling had plaatsgevonden en in één geval is de aangever niet ingevuld. De meeste (zeven van de twaalf) geboorten vonden in Blerick plaats, met een totaal van 263 aangiften tussen 1811 en 1917, komt dat neer op 2,6% van de geboorteaangiften.
Een alleenstaande vrouw die een kind baarde was dus uitzonderlijk. Het kwam wel voor dat op het moment van de geboorte de vrouw ongehuwd was, maar er wel een vader was, die dan ook de aangifte deed. Later werd zo’n kind vaak middels een huwelijk geëcht. Maar Maria Elisabeth Hermans maakte deel uit van een kleine groep vrouwen met minimale middelen, die er alleen voor stonden. Dienstmeiden, bezwangerd door de heer of zoon des huizes en dagloonsters, met tijdelijk werk en geen vaste woonplaats.
De doopakten van Martinus en Joannes
In een later stadium vind ik een transcriptie van het doopregister van de Sint Lambertuskerk in Blerick. Daarin wordt, los van haar moederschap, in één regeltje het bestaan van Elisabeth bevestigd. Op donderdag 2 februari 1815 is ze getuige bij de doop van Martinus Heuvelmans. Hoogzwanger staat ze samen met Gregoire Berden, een oom van de dopeling, bij het doopvont. Anderhalve maand later op 10 maart zullen Pieter Heuvelmans en Margareta Berden getuigen zijn bij de doop van Joannes Hermans, in het doopregister opgetekend als onwettige zoon van Maria Elisabeth Hermans.
Deze twee feiten verbinden Elisabeth met het gezin Heuvelmans-Berden. Margareta Berden kwam uit Blerick, Pieter Heuvelmans was geboren in Wessem. Op 2 februari 1815 wordt hun zoon, Martinus, geboren. Ik heb geen enkel bewijs dat Elisabeth bij hen inwoonde. Het verhaal over dit gezin dat ik heb uitgewerkt in deel I is om meerdere redenen exemplarisch voor landarbeidersgezinnen uit eerste helft van de negentiende eeuw. Margareta en Pieter trouwden pas na de geboorte van hun eerste kinderen, dat kwam veel voor. De (christelijke) norm van geen seks voor het huwelijk werd door menig stelletje overtreden. De hoge zuigelingensterfte trof ook het gezin Heuvelmans. Van de acht kinderen die Margareta baarde, blijven er vijf in leven. Ik laat Margaretha als min optreden, een veel voorkomende bijverdienste voor vrouwen die net een kind hadden gebaard en voldoende voeding hadden of, zoals Margaretha hun kind bij of direct na de geboorte hadden verloren.
Populatielijsten en Processen Verbaal
In het archief van Maasbree vond ik twee zogenaamde Populatielijsten uit 1812 en 1817. Het zijn bevolkingsregisters, per adres staat er vermeld wie de hoofdbewoner is en wie er verder nog wonen en de relatie tot de hoofdbewoner. Godsdienst, leeftijd en beroep staan vermeld. De woningen hebben alleen nummers, straatnamen waren er nog niet. Uit de lijsten blijkt dat de familie Heuvelmans met kinderen en de moeder van Margareta in 1812 en in 1817 in huis nummer 129 woonden. Maria Elisabeth Hermans komt in geen van beide lijsten voor. De verklaring kan zijn dat ze op het moment van het opstellen van de lijsten niet in Blerick was of dat ze helemaal niet geregistreerd werd, omdat ze als seizoensarbeidster werkte.
In het archief van Maasbree bevinden zich ook nog Processen verbaal opgemaakt door de burgemeester als commissaris van politie tussen 1815-1841, daarin heb ik Elisabeth, noch Joannes teruggevonden.
Huwelijkse bijlagen
De volgende officiële bron waarin Elisabeth voorkomt zijn de Huwelijkse bijlagen van Joannes uit 1847-1848. Hij maakt de papieren om te kunnen trouwen in orde en reist naar Antwerpen voor een bewijs dat hij in militaire dienst is geweest. Het certificaat van militaire dienst, een afschrift van het officiële document uit 1834, vermeldt dat Elisabeth in Antwerpen woont. In huwelijksafkondiging staat dat zijn moeder huishoudster in Antwerpen is. De vraag is waarop deze vermeldingen zijn gebaseerd. Was het geverifieerde informatie of heeft Joannes die zelf verschaft? Wist hij überhaupt waar zijn moeder verbleef, nadat hij voor militaire dienst in 1834 Antwerpen had verlaten. Een online zoektocht in het bevolkingsregister van de stad Antwerpen leverde weliswaar een Maria Elisabeth Hermans op, maar geen bewijs dat zij mijn betbetovergrootmoeder is. Waar Elisabeth en Joannes na hun vertrek uit Blerick naar toe zijn gegaan en wanneer zij in Antwerpen zijn aangekomen is een raadsel. Wel is het een feit dat ze in 1834 in Antwerpen verbleven. Joannes zat van 1834 tot 1842 in de Belgische krijgsmacht, bij het 1er Regiment de Chasseur á pied, dat in Mons gelegerd was. Is hij daarna naar Antwerpen teruggekeerd, had hij nog contact met Elisabeth? Prangende vragen die ik (nog) onbeantwoord moet laten.
Wat wel zeker is, is dat Elisabeth vóór 1883 is overleden, dat staat vermeld in de overlijdensakte van Joannes van 30 januari van dat jaar.
Of toch een ander leven?
Mijn digitale speurtocht naar de Maria Elisabeth Hermans die werkelijk mijn betbetovergrootmoeder geweest kan zijn, is een taaie. Om te beginnen is het een naam die niet alleen in Nederland, maar ook in Duitsland en België veel voorkomt. Ten tweede is het ontbreken van aanvullende persoonsgegevens een groot probleem. Een geboortejaar en/of -plaats zou het een stuk gemakkelijker maken. Toch heb ik een aantal pogingen gewaagd. Met een geschat geboortejaar tussen 1780 en 1800 vond ik een Maria Elisabeth Hermans in Teveren, ten oosten van Geilenkirchen. Geboren in 1783 dochter van Joannis Hermans en Annae Catharinae Leyten. Deze mogelijkheid heb ik laten vallen, omdat Elisabeth uiteindelijk in Antwerpen terecht komt. Het ligt dan meer voor de hand om in die contreien op zoek te gaan.
In de stad Antwerpen vind ik geen personen die aan de criteria van naam en range van geboortejaren voldoen. Maar dan stuit ik op het gezin van Joannes Baptista Hermans en Maria van Laer uit Kasterlee, in de Belgische Kempen. Hun oudste dochter heet Maria Elisabeth is op 11 maart 1789 gedoopt in Kasterlee, ze blijft ongehuwd en overlijdt daar op 26 mei 1868.
En daarmee komt een andere mogelijke versie van het levensverhaal van Elisabeth in zicht. De versie waarin Elisabeth al zwanger was toen ze in Blerick aankwam. In de negentiende eeuw kwam het vaker voor dat jonge dochters die zwanger raakten tijdelijk hun geboorteplaats verlieten om de schande van een bastaardkind voor de familie te ontlopen. Na de bevalling keerden ze vaak weer terug met het kind, dat dan door de ouders van de moeder werd opgevoed. Is Elisabeth na haar vertrek uit Blerick naar Antwerpen getrokken om te gaan werken en heeft ze Joannes achter in Kasterlee achtergelaten?
Dit losse eind vraagt om een reis naar Kasterlee, om daar in de archieven te zoeken, die nog niet op internet te vinden zijn.