Spoorzoeken in Maasbracht


Maria in het midden met haar zusjes, links Bertha, rechts Josje, 1899


In 1899 zat Maria in Leuven op kostschool Paridaens, waar de nonnen van de kloosterorde ‘De Dochters van Maria’ de scepter zwaaiden. Het onderwijs was in het Frans, behalve het vak ‘Vlaamsche stijl’. Daarvoor moesten de pensionaires wekelijks een opstel schrijven over een opgelegd, vaak religieus, thema, maar af en toe was de opdracht vrij. Een schrift met opstellen van Maria is bewaard gebleven en geeft een schat aan informatie. Voor dit verhaal heb ik een wandeling door Maasbracht, die Maria beschreef in een van haar opstellen, proberen te reconstrueren en na te lopen, in de hoop haar geboortehuis en het graf van haar moeder te vinden.

Op 8 november 1899 schreef Maria een opstel getiteld ‘Maasbracht (mijne geboorteplaats)’. Ze miste Maasbracht en haar familie, die ze pas in de kerstvakantie zou weerzien. Met gevoel voor drama schreef ze:



Het opstel werd zeer gewaardeerd door de non die het moest nakijken. Ze gaf het volgende commentaar: “Waar het harte van vol is, loopt den mond van over en, hoe eenvoudig is dit alles uitgedrukt en uitgebreid zonder ene opsomming te gelijken! Ik bemin Maasbracht door deze heerlijke beschrijving.

Na in het opstel beschreven route nog eens goed bestudeerd te hebben. maakte ik, met een kaart van 1890 en de actuele plattegrond van Maasbracht, een reconstructie op papier. In het voorjaar van 2020 ga ik goed voorbereid op pad en ben ik de denkbeeldige bezoeker die Maria meeneemt op haar wandeling.


Maasbracht in 1890, het station lag helemaal buiten het dorp


Van 1865 tot 1938 had Maasbracht een station aan de spoorlijn Maastricht – Venlo (staatslijn E). Het gebied, een eind buiten het dorp, heet nog steeds Brachter Statie genoemd. Hier begint Maria haar wandeling, het was in die tijd een bruisende plek met drie cafés, waar de reizigers konden verpozen. Ik parkeer mijn auto een eind buiten het dorp en wandel noordwaarts, langs het spoor door het prille groen, in de richting van de plek waar het station stond. Je ziet alleen nog aan de drie sporen die op het baanvak liggen dat het hier ooit heeft gestaan. Ik maak een foto en besef dat Maria hier ook gelopen heeft, wanneer ze uit met de trein uit Leuven in Maasbracht aankwam. Ik loop naar de Stationsweg, waarover Maria als een volwaardige city promotor schrijft: “De brede laan beschaduwd door eeuwenoude beuken en eiken, maakt aanstonds een goede indruk op iedere vreemdeling die mijn juweeltje bezoekt.”


Het station van Maasbracht in 1925


Het vraagt wat fantasie om hier een lommerrijke weg van te maken. De route wordt nog minder negentiende-eeuws, als ik onder het viaduct van de A-2 doorloop, dat het dorp in tweeën snijdt. Brachterbeek aan de ene kant en Maasbracht aan de andere kant. Het laatste stuk van de route gaat over de Hoofdstraat en eindigt op het Kerkplein. Rond 1900 slingerde de weg veel meer en de A-2 was er natuurlijk nog niet. In hart van het dorp ligt de Markt, waar het oude raadhuis staat, dat er ook al was in Maria’s tijd. Verder staat er nieuwbouw uit verschillende tijden en van verschillende gradaties van lelijkheid.

Nu hebt gij te kiezen, of gij links, rechts, of recht vooruit wilt gaan… Gij laat mij de voorkeur? Welnu, slaat dan rechts in en ik zal u het plekje tonen waar ik het eerste levenslicht aanschouwde.”

Maria bepaalt dat ik rechtsaf moet slaan en dus loop ik over de Molenweg richting Hoofdstraat, in haar tijd de Dorpsstraat of gewoon Dorp. Wandelend speur ik naar het ouderlijk huis.


De Dorpsstraat rond 1910, hier in de buurt stond het geboortehuis van Maria


Ziet gij daarginder dat grote huis, dat vriendelijk zijn spits uitsteekt tussen de hemelhoge populieren en de liefelijke bloeiende wilgen die het omringen? Wat zijn zij mij lief, die hoge bomen wiens melancholisch geluid mij zo dikwijls wiegelde in mijne gelukkige kinderjaren. Hoezeer bemin ik dat huis, de grote tuin, waaraan zovele zoete herinneringen verbonden zijn!”

Maar een huis dat daarop lijkt met een vriendelijke spits kan ik jammer genoeg niet vinden. Op de familiefoto’s in een album uit die tijd zie je veel van de tuin en maar weinig van het huis. Het lukt niet het huis of de plek waar het ooit stond terug te vinden.


Familiekiekje rond 1900, v.l.n.r.: Bertha, tante Fien, dienstbode, Josje, Melanie en Toon met de kat op de schouder


Melanie in de tuin, voor het huis, 1900


Met Maria voorop loop ik richting Gertrudiskerk en het kerkhof. Nu zie ik direct het kleine kapelletje, waar Maria over schreef.

…eerst echter moet gij mij volgen naar een plekje, dat mij hoogst dierbaar is. En dat plekje is: ‘het kerkhof’. Het kerkhof zult ge zeggen? Wat kan er aan een dorpskerkhof te zien zijn?…. Voor u misschien niet veel, maar het is immers voor mij genoegen te doen dat gij mij volgt, tot in de gindschen hoek, waar gij een klein kapelletje ontwaart. Kniel daar met mij neder, want die plek is mij heilig, het is waar mijne moeder, waar velen van mijn dierbaren rusten.”




Het kapelletje is nog helemaal in tact. De graven van de andere dierbaren, waarschijnlijk haar grootouders, ontbreken. Wel liggen er drie grafstenen van na 1899, die van haar vader († 1911), haar zusje Josje († 1918) en haar stiefmoeder Melanie († 1921). Ontroerd sta ik stil en denk aan Maria en hoe mooi zij als zestienjarige, ver van huis, het gemis onder woorden wist te brengen.

De wandeling gaat verder langs de Maas en ‘de ruïne’ en ze besluit haar lofzang met: “Hoe heerlijk niet waar! Hier te kunnen leven, wat een geluk, zijne dagen te kunnen slijten in zulk een paradijs. Want waarlijk mijn Maasbracht is een klein paradijs, dat ik niet voor de schoonste hoofdstad zoude willen verruilen.”


Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.